Afgaande op de toon van het Parool van de afgelopen twee weken krijgt Amsterdam de komende vier jaar te maken met onvervalst links beleid. In een blinde ambitie deel uit te willen maken van het Amsterdams college zou de VVD haar standpunten hebben ingeruild voor het pluche. Op een punt en komma na wordt PvdA en GroenLinks-beleid voortgezet.
Wie in het collegeakkoord op zoek gaat naar eindeloze rijtjes plannen en plannetjes om deze vervolgens rechts of links te scoren komt bedrogen uit. Wat er wel ligt is een akkoord op hoofdlijnen. Uiteraard zitten er concrete punten tussen, zoals de afschaffing van de autoloze zondag. Voor liberalen een winstpunt omdat het raakt aan de vrijheid van mobiliteit boven de staatsdwang ‘gij zult milieubewustzijn opdoen’. Maar dit soort punten vormen niet de essentie van het akkoord. Dat zijn de uitgangspunten van beleid waarmee het akkoord is doorspekt.
Liberalen geloven als geen ander dat de samenleving ordentelijk wordt geordend door particulier initiatief en een overheid die zich bescheiden opstelt. Daar past dus geen plan-economie van een almachtige staat bij. Ook PvdA en GroenLinks erkennen dat de maatschappij daartoe te complex is geworden, de nabije toekomst te onzeker en de uitdaging voor het stadsbestuur te groot zijn om zich de arrogantie te kunnen veroorloven het wel alleen af te kunnen.
Het zijn dit soort noties die een nieuwe analyse van het programa-akkoord vragen als men de vraag al zou willen beantwoorden hoe links of rechts het nieuwe collegeprogramma is.
Oud-burgemeester Cohen trekt als leider van de PvdA ten strijde tegen het neo-liberale beleid omdat de markt in zijn ogen ernstig heeft gefaald. De economische crisis wordt de markt verweten. Het is een onjuiste voorstelling van zaken. De markt heeft precies gedaan wat de Liberaal Adam Smith in de 18e eeuw reeds voorspelde. Ze is op zoek gegaan naar winstmaximalisatie. Maar in dat spel ontbrak de eveneens door Smith omschreven scheidsrechter die de moraliteit zou moeten bewaken, de overheid. Het is deze scheidsrechter die heeft gefaald. Dat het college in Amsterdam dan ook meer dan ooit te voren kiest om vrij ondernemerschap ruim baan te geven laat zien dat liberale denkbeelden over de waarde van ondernemerschap en markt voor Amsterdam een vaste plek in het programakkoord hebben verworven.
En dan niet door obligaat hier en daar een regel te schrappen. De erkenning gaat verder dan dat. Duidelijk wordt dat ondermeer in de kanteling van het arbeidsmarktbeleid waarin niet de uitkeringsgerechtigde centraal wordt gesteld, maar de werkgever en zijn behoeften naar gekwalificeerde arbeidskrachten. Voor de VVD is klip en klaar dat deze kanteling het succes zal bepalen om mensen van een uitkering naar een baan te helpen. Net zo goed als het opgenomen uitgangspunt dat werk het doel en participatie de norm is. Niet langer zal worden geaccepteerd dat mensen hun handen ophoudend willens en wetens langs de kant blijven staan. Niet de armoedegelden, maar de ambitie om iedereen die kan ook te laten participeren en daardoor ruimte te geven tot persoonlijke ontplooiing is waar het in essentie om gaat.
Mobiliteit is een belangrijk VVD-punt. Niet omdat we allemaal autoliefhebbers zijn, maar wel vanuit het besef dat auto’s mensen een vrijheid geven letterlijk hun eigen weg te gaan. Meer P&R- en parkeerplaatsen aan de randen van de stad zijn dus toe te juichen. Maar van nog groter belang is de bezoekerskaart. Het is het antwoord op de oudere mevrouw in de VVD campagnespot waarin eenzaamheid, omdat de familie minder vaak op bezoek komt, centraal staat. Parkeerbeleid als instrument om vereenzaming tegen te gaan en sociale samenhang van familie- en vriendschapsrelaties niet te blokkeren waardoor persoonlijk geluk toeneemt is een essentie van liberaal denken.
Naast de immateriële kant is er ook er aandacht voor de materiële kant. Het recht op eigendom heeft haar plek gevonden in de keuze om eigen woningbezit van een krappe 29 procent in vier jaar naar 35 procent te brengen. Een opgave die met een ander liberaal beginsel, het beschikkingsrecht over eigendom, middels splitsing zal kunnen worden gerealiseerd.
Wat abstracter, maar daarmee niet van minder belang, is de bezuinigingsoperatie waarvoor de drie partijen hebben gekozen. We hebben het niet alleen over de door liberalen gewenste kleinere en efficiëntere overheid door ruim negentig miljoen op het ambtenarenapparaat te bezuinigen, maar ook over de keuze om belastingen niet te verhogen. De burger hoeft daardoor een deel van zijn beschikkingsrecht op zijn eigen geld niet aan de Amsterdamse overheid af te staan.
Het programma-akkoord dat is vastgesteld zal richting geven aan het beleid van de komende vier jaar. Verruiming van horeca-openingstijden, de open houding naar internationale invloeden, de investering in onderwijs, innovatiekracht en duurzaamheid en aandacht voor milieu zijn stuk voor stuk onderwerpen waar liberalen die geloven in vrijheid, verantwoordelijkheid voor het eigen handelen, omgeving en nageslacht en sociale rechtvaardigheid zich senang bij voelen. Niet vanwege de bij de onderwerpen gemaakte keuzes alleen, maar vanuit het in het collegeprogramma besloten besef dat zelfbeschikking van de burger de stad meer kracht geeft dan de overheid ooit kan realiseren. Dat verleiding beter werkt dan verplichting en dat het verlangen van het individu voor gaat op het verlangen van de massa, hoe goed bedoeld ook. Onder zo’n programma past de handtekening van iedere liberaal die zich ziet als vooruitgangsoptimist en ons Amsterdam een weerbare succesvolle toekomst toewenst.