5 maart 2008. Ogenschijnlijk een dag als er zoveel zijn. Maar dat was ze niet. Voor de homo-emancipatie was ze historisch.
In 2004 leefde het beeld in Nederland bij politici, beleidsmakers en eigenlijk als gedachte in de hele samenleving dat de homo-emancipatie was voltooid. Homo’s mochten trouwen, wat viel er nu nog meer te wensen. Onder homoseksuelen nam het gevoel van onbehagen toe. De gelijke rechten waren er weliswaar, maar waarom voelden velen zich niet echt geaccepteerd?
In 2005 formuleerde het COC haar antwoord. De derde fase van de emancipatiestrijd werd gelanceerd. De fase waarin het erom gaat sociale acceptatie te bewerkstelligen. Het kabinet werd gevraagd om leiderschap te nemen en te komen met een masterplan seksuele diversiteit. In de ogen van het COC moest er gewerkt worden in de haarvaten van de samenleving. En het beeld dat homoseksualiteit alleen iets is voor de doelgroep moest worden verlaten. Een samenleving waar homoseksualiteit goed geaccepteerd wordt, is voor iedereen een betere samenleving. Homoseksualiteit gaat iedereen aan.
De afgelopen dagen heb ik mijn speech tijdens ’t Startschot in januari 2006 waarin bovenstaande aan de buitenwereld werd gepresenteerd nog eens nagelezen. En ik denk aan waar we vandaag, drie jaar na mijn aantreden als COC-voorzitter staan.
De passage in het regeerakkoord en een minister in plaats van staatssecretaris zodat we elke vrijdag in de Treveszaal zitten, daarover is al veel gezegd en geschreven. Maar op 5 maart j.l. kwam al het andere samen.
Minister Plasterk tekende op deze dag convenanten met de G4 gemeenten om op lokaal niveau een krachtige impuls te geven aan homobeleid. In april zullen meer gemeenten volgen. Een belangrijke stap, want om in de haarvaten van de samenleving te werken betekent dat er gewerkt wordt op scholen, in de buurten, op de sportvelden, in zorginstellingen, bij de politiekorpsen en al die andere instellingen die op lokaal niveau functioneren. De haarvaten lopen langzaamaan vol met homo-emancipatiebeleid.
Bij het tekenen van de convenanten was de homobeweging even toeschouwer. De gedachte dat homoseksualiteit de hele maatschappij aangaat kreeg daarmee meer dan symbolisch vorm. We zullen dit vaker zien nu vakbonden, onderwijsbonden, ouderenbonden, sportkoepels en anderen door het ministerie worden uitgedaagd effectief homobeleid vorm te geven. De aanwezigheid van prinses Maxima maakte dit signaal af. Voor het eerst was een lid van het koninklijk huis bij een bijeenkomst waar homoseksualiteit en maatschappij centraal staan. Sociale acceptatie van homoseksualiteit is van ons allemaal, niemand uitgezonderd, was haar boodschap.
’s Avonds vond op dezelfde dag het afrondend debat in de Tweede Kamer plaats over de homo-emancipatienota ‘Gewoon homo zijn’ van minister Plasterk. Een krachtige notitie, het door ons gevraagde masterplan, doordesemd van goede voornemens en beleidsvoorstellen, veelal ingebracht door de brede homobeweging zelf. Dat de minister bekend maakte mee te zullen varen tijdens de Gay Pride was het toefje slagroom.
Leiderschap, regeerakkoord, minister, homonota, lokale initiatieven in de haarvaten van de samenleving, brede coalities om samen te werken en een koninklijk signaal dat homoseksualiteit en maatschappij iedereen aangaat. Ik lees mijn speech nog eens door. Er is veel bereikt. Op 5 maart 2008 kwam alles samen. Het was een historische dag.
Maar er is ook nog veel te doen. De derde fase is nog maar net begonnen realiseer ik me. Gelukkig zijn velen aan het werk en worden talloze initiatieven genomen. Ik voel me toeschouwer worden. Het was hard werken de afgelopen drie jaar.
Frank van Dalen
Voorzitter COC Nederland