Met het pleidooi van de initiatiefnemers ‘benoemen en bouwen’ van afgelopen week in Trouw voor meer tolerantie en respectvol naar elkaar luisteren en in gesprek gaan kan niemand het oneens zijn. En dat is precies ook het probleem. Het pleidooi is vooral een moreel appèl vol goede bedoelingen en brave voornemens. Men wil teveel terug naar de geordende polder waar confrontaties gemeden worden en in goed overleg alle plooien rechtgetrokken worden.
De initiatiefnemers stellen ondermeer dat de vrijheid van meningsuiting wordt misbruikt om elkaar te kwetsen. Een verwijt dat de directeur van het Haags gemeentemuseum de Iraanse kunstenares Sooreh Hera maakt vanwege haar foto’s van homomannen met maskers van Mohemmed en Ali om het taboe op homoseksualiteit binnen de Islam zichtbaar te maken. Als reactie hierop stelde vice-premier Wouter Bos dat niemand het recht heeft om te kwetsen, maar ook dat niemand het recht heeft niet gekwetst te worden. De complexe balans tussen vrijheden en een leefbare samenleving werden daarmee in één zin vervat. Zonder overigens een oplossing te bieden.
Kwesties rond homoseksualiteit leggen vaker tegenstellingen in ons land bloot. Zoals ook blijkt uit recente kwesties als de weigerambtenaren of de gedragscode bij de ChristenUnie. Dat zijn geen incidenten, maar signalen dat we in ons land niet goed om weten te gaan met confronterende beelden of botsende opvattingen. Het liefst vegen we die polderend onder het tapijt. In de moderne open samenleving die we zijn geworden met mondige burgers werkt dat niet meer.
Het was beter geweest als het manifest de ambitie had benoemd van een weerbare samenleving die niet te snel op haar teentjes getrapt is. Zelfcensuur als inperking van de vrijheid van meningsuiting of expressie opdat niemand zich gekwetst hoeft te voelen, is in ieder geval niet de oplossing.
De initiatiefnemers pleiten voor een tolerante samenleving, maar vaak is tolerantie niet meer dan de uitdrukking van in ‘vrede’ samenleven van onderling gescheiden en vaak naar elkaar onverschillige groepen.
Ook hier had het manifest beter een ander idee kunnen propageren, dat van de pluriforme samenleving, zoals bepleit door de filosoof Avishai Margalit. Een pluriforme samenleving waardeert de verschillen tussen mensen positief. In zo’n samenleving vindt niet bijna de helft van de bewoners het weerzinwekkend als twee mannen elkaar een zoen geven of wordt een Marokkaan afgewezen vanwege zijn achtergrond.
Het is dus niet nodig om een nieuwe balans te vinden tussen ‘de waarden van toen en de waarden van nu’ zoals de initiatiefnemers betogen. Deze zijn voldoende vastgelegd in wetten en richtlijnen. Wat wel nodig is, is dat ze als norm in de samenleving ook moeten worden nageleefd. Dat moet de ambitie van de politiek zijn, dat vraagt het visionaire leiderschap om in de samenleving draagvlak voor te ontwikkelen. Voorwaarde daarvoor is dat we in ons land ophouden te polderen en te marchanderen met universele mensenrechten. Dus moet de overheid inderdaad op grond van het Vrouwenverdrag de SGP dwingen tot het schrappen van een artikel in de statuten dat vrouwen een onvervreemdbaar politiek recht ontneemt.
De vrijheid van meningsuiting die bedoeld is om onwelgevallige meningen te laten horen moet gewaarborgd blijven. Maar tegenover het recht ongegeneerd te zeggen wat je denkt, staat de plicht van anderen om te vragen naar concrete oplossingen voor de problemen die worden benoemd. Vooral dat laatste gebeurt te weinig. De loze boodschap van de ‘handelaren in angst’ wordt daardoor niet doorbroken en beheerst nu teveel het politieke en maatschappelijke debat. Pal staan voor universele rechten betekent ook het misbruik daarvan tegengaan. Godsdienstvrijheid is er immers niet om anderen het eigen morele gelijk op te leggen.
Te lang en te vaak heeft de politiek de problemen voor zich uitgeschoven of onbenoemd gelaten en gevoelens van angst en onzekerheid bij de bevolking genegeerd. Vooral minderheden voelen zich daardoor buitengesloten en lopen rond met hun machteloze woede die vroeg of laat aan de oppervlakte komt. Dat is geen verharding van de maatschappij, maar het resultaat van mislukte politiek. De initiatiefnemers van ‘Benoemen en bouwen’ geloven dat het probleem vooral zit in de multiculturele samenleving. Dat is te beperkt. Globalisering, milieu en de toenemende invloed van de Europese Unie zijn evenzeer bronnen van angst die het gevoel van onbehagen en onzekerheid onder de bevolking voeden. Dat de initiatiefnemers op zoek gaan naar positieve voorbeelden van samenwerking in de maatschappij is lovenswaardig, maar de oproep aan het kabinet om hierin leiderschap te nemen en samen met de bevolking daaraan te werken ontbreekt helaas. Die oproep is nodig, want er leeft ook te veel angst onder politici voor de angsten onder de bevolking.
Frank van Dalen
Voorzitter COC Nederland