Jeugd

In zijn jeugd was er één gebeurtenis die Frank van Dalen nooit zal vergeten. Als niet-katholiek was hij het buitenbeetje op de lagere school. Maar toch moest hij op zijn elfde aanwezig zijn bij het oefenen van het vormsel van zijn klasgenoten. Achter in de kerk zat de jonge tiener zich met een vriendje stierlijk te vervelen. “Waarom moet ik hierbij aanwezig zijn?” vroeg Van Dalen zich af. “Het heeft voor mij geen enkele betekenis of waarde. Maar ook jullie zitten je vermoedelijk alleen maar te ergeren aan die twee respectloze jochies achter in de kerk. Wat is het nut van onze aanwezigheid?”

Deze gebeurtenis in het Brabantse dorpje Schaijk, waar hij opgroeide, genereerde bij Van Dalen een hang naar onafhankelijkheid. Maar ook komt hier zijn activisme vandaan om te strijden voor een wereld waarin iedereen zijn leven naar eigen inzicht kan inrichten zonder morele oordelen of opgelegde belemmeringen van anderen. Op de middelbare school (eerst havo, toen vwo) was Van Dalen de eerste jaren een onopvallende leerling. Maar daar kwam al snel verandering in. Hij werd hoofdredacteur van de schoolkrant, vulde als invalkracht computerles een gat in het docententeam, werd actief bij de JOVD en begon twee bedrijfjes. Bij de uitreiking van de eindexamens werd hem gevraagd de speech namens de leerlingen te houden.

Waar veel dorpsgenoten na deze grote dag in Schaijk bleven wonen, verhuisde Van Dalen de dag na de diploma-uitreiking naar Eindhoven waar hij informatica ging studeren. “Er werd vreemd naar mij gekeken, andere mensen vonden het heel raar. Maar ik wilde weg uit het dorp”, legt hij uit. “Het benauwde mij, ik wilde de wijde wereld in. Die hang naar de stad is altijd gebleven: pas toen ik jaren later in Amsterdam ging wonen, had ik het gevoel dat ik echt thuis was.”

Ondernemersschap

Het ondernemerschap zat er bij Frank van Dalen al op jonge leeftijd. Waar de meeste klasgenoten hun Commodore 64 vooral gebruikten voor spelletjes, leerde Van Dalen zichzelf snel aan te programmeren. Het maakte hem in de regio een autoriteit op het gebied van computers, wat de tiener verzilverde door twee bedrijfjes te beginnen: eentje voor desktop-publishing en eentje voor software-ontwikkeling. Hij ontwikkelde kassasystemen voor lokale ondernemers, programma’s voor gemeenten en maakte lange tijd de marktkrant die hij financierde van advertenties van de kooplui. Zijn computerprogramma’s werden gepubliceerd in gezaghebbende vakbladen. Ook automatiseerde de tiener de puntenverdeling van de jaarlijkse carnavalsoptocht in Schaijk.

Tijdens zijn studie technische informatica aan de Technische Universiteit Eindhoven (TUE) verschoof Van Dalen zijn aandachtsveld en richtte zich steeds meer op de politiek. Hij klom op binnen de JOVD en trok al snel de aandacht van Procter & Gamble, waar hij accountmanager werd. Hij verliet het bedrijf na drie jaar weer om voor zichzelf te beginnen. Zijn coming-out een paar jaar eerder speelde hierbij een rol. “Voor een belangrijk diner bij een klant vroeg mijn manager wie mijn plus 1 eigenlijk zou zijn”, vertelt Van Dalen. “Terwijl ze wisten dat ik een vriend had. Toen ik antwoordde ‘mijn vriend’ was de zaak wel afgedaan. Maar het zette mij toch aan het denken. Ik vond het risico te groot dat mijn geaardheid later in mijn carrière toch een reden zou zijn voor een glazen plafond waar ik niet doorheen zou kunnen breken.”

Van Dalen startte in 1997 een eigen trainings- en adviesbureau, dat uitgroeide tot Gazing Performance Nederland. Een kleine tien jaar later verkocht hij het bedrijf (dat nog steeds bestaat). In 1997 volgde een bedrijf dat zich toelegde kleinschalige nieuwbouwprojecten en –renovaties. Deze activiteit leidde in 2011 tot een van de zwartste bladzijden in zijn leven, toen Van Dalen en het stadsdeel ruzie kregen over vergunningen om een pand aan de Prins Hendrikkade op te knappen.

Hoewel de Ombudsman hem uiteindelijk geheel gelijk gaf en het stadsdeel veroordeelde voor de gang van zaken, liet deze affaire flinke sporen na in het leven van Van Dalen. Zo gaf hij onder meer zijn raadszetel voor de VVD op om de partij niet met de kwestie te belasten. “Ik heb in die jaren de overheid op zijn slechtst leren kennen”, blikt hij terug. “Die zaak heeft mijn vertrouwen in de integriteit van de overheid enorm aangetast. Bovendien heeft het mij heel veel geld gekost, en heeft het geen positief effect op mijn relatie gehad.”

Prestatiebeurs

Van Dalen was begin jaren negentig heel actief in de studentenbeweging. In 1999 werd hij voorzitter van de net opgerichte Groep 2000/ISO, die de belangen van studenten in Eindhoven wilde behartigen. Een jaar later werd hij algemeen bestuurslid van het Interstedelijk Studenten Overleg. In die hoedanigheid was Van Dalen betrokken bij één van zijn belangrijkste wapenfeiten uit die periode: de invoering van de prestatiebeurs.

“In die tijd kende de studiefinanciering geen beperkingen”, vertelt hij. “Daar moest verandering in komen, want dit systeem kostte de staat veel te veel geld.” De VVD pleitte in haar conceptverkiezingsprogramma voor een leenstelsel, iets dat de studenten in het verkeerde keelgat schoot. Samen met medestudenten en mede-JOVD’ers Saskia Nuyten en Dirk-Jan Wierenga ontwikkelde Van Dalen een alternatief: de prestatiebeurs.

De gedachte was dat studenten voortaan van de overheid een lening kregen die werd omgezet in een gift als er binnen een bepaalde termijn genoeg studiepunten werden behaald. “We wilden dat onderwijs in Nederland voor iedereen toegankelijk zou blijven”, legt Van Dalen uit. “Het mocht niet zo zijn dat kinderen van minder welgestelde ouders niet zouden gaan studeren uit angst voor die schuld.” Het drietal deed hun plan uit de doeken op opiniepagina’s in diverse kranten en uitgebreidere stukken in vakbladen. Ook lobbyden zij binnen de VVD om steun te krijgen voor hun plan, dat uiteindelijk in plaats van het leenstelsel in het verkiezingsprogramma werd opgenomen.

De volgende drempel was het regeerakkoord. Tijdens het formeren van Paars I bestookten de drie JOVD’ers de onderhandelaars met faxen om de prestatiebeurs op tafel te houden. En met succes: het plan werd overgenomen. “Het plan is in de loop der jaren wel steeds verder aangescherpt”, blikt Van Dalen terug. “Maar het systeem heeft twintig jaar standgehouden.” Bovendien leerde hij van deze episode een belangrijke les: “Je hoeft niet perse politicus te zijn om invloed uit te kunnen oefenen. Als je maar doorzet, en vertrouwen hebt in je eigen visie en kunnen.”

VVD (achter de schermen)

Frank van Dalen is al van jongs af aan een liberaal in hart en nieren, die het nastreven van individuele vrijheid voor ieder mens een leidraad in zijn leven noemt. Op zijn zeventiende bestendige hij dat gevoel door in Schaijk het lokale VVD Jongerencontact op te richten, dat zich roerde zodra jongerenbelangen in het geding kwamen. In 1994 verhuisde hij naar Breda en trad als jongerenfunctionaris toe tot het bestuur van de Kamercentrale van de VVD Tilburg. Daarna volgden de JOVD, waar Van Dalen eerst in het regio- en daarna het landelijke bestuur belandde, en de partijcommissie Onderwijs & Cultuur.

Behalve het invoeren van de prestatiebeurs (doorverwijzen) behoort ook zijn lidmaatschap van de Haya van Somerenstichting tot één van zijn grote verdiensten uit die periode. Hij zorgde, samen met mede-leden Ton Voskuil en Hans van den Broek, voor een kleine revolutie binnen het opleidingsinstituut van de liberalen door een beoordelings- en begeleidingscommissie in het leven te roepen – de voorloper van de scoutingscommissies die tegenwoordig in de landelijke politiek gemeengoed zijn. “Tegenwoordig is het heel gebruikelijk om jonge talenten en nieuwe kandidaten te scouten”, legt hij uit. “Maar in die tijd was dat eigenlijk nog not done. Als mensen in de politiek hun ziel en zaligheid aan de maatschappij wilden geven, wie was jij dan om te bepalen of ze dat mochten doen of niet? Van dat beeld wilden wij graag af en pleitten er met succes voor de partij juist verder te professionaliseren.”

Eind jaren negentig volbracht Van Dalen zijn volgende grote klus binnen de partij. “Het financieringssysteem voor politieke partijen veranderde”, legt hij uit. “Dit betekende onder meer dat de financiering van jongerenorganisaties voortaan ook via de moederpartij moest lopen.” Dit voldongen feit stuitte op veel tegenstand. “Zowel de VVD als de JOVD hadden er eigenlijk helemaal geen zin in. Twee aparte organisaties met hun eigen identiteit en structuur. En toch moesten die neuzen dezelfde kant op komen te staan. Dat heeft ons maanden lobbyen, masseren en pleiten gekost.” Na veel discussies werden toch de benodigde statutenwijzigingen doorgevoerd en kon de fusie doorgaan. “De conclusies uit het lijvige rapport dat we als commissie toen hebben afgeleverd heeft het tien jaar lang volgehouden”, constateert Van Dalen niet zonder trots.

VVD (campagne)

Het speelveld van zijn carrière binnen de VVD verplaatste zich daarna naar Amsterdam, waar Van Dalen in 2001 werd aangesteld als campagneleider. Ook hier was ‘professionaliseren’ het kernwoord.

“We ontwikkelden een in die tijd volstrekt nieuwe strategie van meten en weten: campagne op basis van kiezersonderzoek”, vertelt hij. “In de Verenigde Staten had dat zijn vruchten afgeworpen, en de methode sijpelde langzaam door naar Europa. Het ging ons om de resultaten: welke boodschap moeten we bij de burger brengen om hun stem te werven?” Deze aanpak leidde ertoe dat Van Dalen en zijn team voor elke wijk aparte flyers ontwierpen, die zich richtten op de problemen die in de desbetreffende buurt speelden. “Het was een logistieke nachtmerrie, maar het loonde wel. Honderden vrijwilligers zijn dagenlang onderweg geweest om met mensen te praten.”

Tijdens de campagne botste het soms trouwens wel tijdens lijsttrekker Geert Dales en zijn strateeg. “Geert wilde bijvoorbeeld de integriteit van ambtenaren tot speerpunt van zijn campagne verheffen”, vertelt Van Dalen. “Terwijl uit ons onderzoek bleek dat niemand in Amsterdam dat belangrijk vond.” Uiteindelijk bond Dales in, tot grote vreugde van zijn campagneleider. “Ik word afgerekend op een succesvolle campagne. Met die keuze had ik mijn werk niet naar behoren kunnen doen”, legt Van Dalen uit.

In tegenstelling tot de landelijke trend behield de VVD Amsterdam in de revolte na de moord op Pim Fortuyn zijn negen zetels. De liberalen belandden in het college en werd in vier deelraden de grootste partij. Maar Van Dalen was op en even klaar met de politiek. “Ik had anderhalf jaar alles van mijzelf gegeven om de campagne tot een goed einde te brengen. Ik was gewoon even op.” Bovendien merkte Van Dalen dat hij met zijn doelgerichte aanpak niet alleen maar vrienden maakte. “Ik ben iemand die door roeien en ruiten gaat, en daar kan nooit iedereen het over eens zijn. Dat leidt soms tot conflicten, maar dat is evident aan belangrijke veranderingen binnen een beweging of de maatschappij. Ik denk liever in resultaten dan in relaties.”

VVD (gemeenteraad)

In 2010 belandde Van Dalen – die inmiddels een paar jaar zeer actief was geweest in de landelijke homobeweging – op de VVD-verkiezingslijst voor de Amsterdamse raad. “Ik wil op een positieve manier iets bijdragen aan de maatschappij, en de gemeenteraad leek mij een prima plaats om dat te doen”, onderbouwt hij die keuze. Hij behaalde zijn zetel met opvallend veel voorkeursstemmen.

In de anderhalf jaar dat Van Dalen uiteindelijk in de raad zat, heeft hij een aantal flinke stappen weten te maken. Hij was mede verantwoordelijk voor de economische structuurversterking van Amsterdam, de lancering van de campagne ‘Amsterdam Gay Destination’, versterkte de banden tussen de gemeente en de homobeweging in de stad en verminderde het aantal deelnemingen van Amsterdam aan organisaties en bedrijven.

In november 2011 kwam Van Dalen echter in opspraak omdat hij zijn vergunningen voor een pand aan de Prins Hendrikkade niet in orde zou hebben. Hij zag zich genoodzaakt zich terug te trekken uit de raad. “Mijn zakelijke activiteiten stonden mijn politieke functioneren in de weg”, verzucht hij. “De aantijgingen raakten al mijn dossiers in de raad: ruimtelijke ordening, economische zaken, toerisme. Ik was vleuggellam en zag geen andere optie.”

Uiteindelijk stelde de Ombudsman dat Van Dalen onheus was bejegend en dat het stadsdeel grote fouten had gemaakt met alle beschuldigingen. Hij kreeg de kans om in de raad terug te keren toen er een zetel vrij kwam. “Maar het is prettig als er een sfeer van enthousiasme is als je terugkomt. En dat voelde ik niet: wel van outsiders, maar niet binnen de fractie zelf.” Met de kennis van nu had Van Dalen naar eigen zeggen de rel de kop in kunnen drukken door scherper te zien toen de aanval begon. “Maar het overviel me. Ik was, hoe kort ook, echt even in paniek.”

GayGames

De eerste maal dat Frank van Dalen zich voor een homodoel inzette, was in 1997. Amsterdam mocht het jaar daarna de Gay Games organiseren, maar het lukte de organisatie maar niet grote sponsoren te vinden die zich aan het evenement wilden verbinden. Toen Van Dalen, die net naar Amsterdam was verhuisd, zich aanmeldde als vrijwilliger, kwam hij terecht op de lastige post acquisitie.

Samen met hoofd marketing Kees Ruyter vertaalde Van Dalen toen het Amerikaanse concept van de ‘pink dollar’ – het feit dat homo’s en lesbiennes een zeer aantrekkelijke want kapitaalkrachtige doelgroep vormen – naar Nederland. “Er waren onderzoeken die heel hard aantoonden dat het enorm loonde om te investeren in gay marketing”, vertelt hij. “Het zijn vaak tweeverdieners zonder kinderen, die aardig wat geld uitgeven aan stijl en luxe.”

De ‘roze gulden’ leverde de Gay Games heel veel publiciteit op in vakbladen en kranten. Maar een conferentie over het onderwerp gay marketing kwam niet van de grond, vanwege te weinig aanmeldingen. “We hoorden dat homo’s binnen de marketingwereld bang waren dat ze toch werden beticht van het voortrekken van hun eigen doelgroep. En hetero’s durfden niet naar hun baas toe te stappen uit angst toch het predicaat gay te krijgen.”

COC: De derde fase

Homobelangenorganisatie COC verkeerde in 2005 in diepe crisis. Het bestuur en de directie waren opgestapt, en niemand stond te springen om de leiding van de stuurloze club op zich te nemen. Enter Frank van Dalen, die zich inmiddels in Amsterdam had bewezen als campagneleider van de VVD en in de kroeg tussen neus en lippen werd gepolst. “Ik dacht: waarom ook niet”, herinnert hij zich. “Ik hoefde eigenlijk niets te doen: het interim-bestuur was al lang blij dat ze iemand hadden kunnen vinden.”

Vier jaar eerder had Nederland, als eerste land ter wereld, het burgerlijk huwelijk opengesteld voor partners van hetzelfde geslacht. In de samenleving bestond het beeld dat de homo’s en lesbiennes nu wel klaar waren met hun emancipatieslag. Maar ondertussen heerst in de community zelf veel onvrede en onrust. “Volgens de wet hadden we wel alle zelfde rechten als hetero’s. Maar de meeste homo’s voelden zich alles behalve veilig of geaccepteerd. Die geluiden hoorde ik aanzwellen in het uitgaanscircuit en nam ik mee toen ik bij het COC aantrad.”

In januari 2006 gaf Van Dalen het startschot voor de Derdse Fase van de homo-emancipatie. Het doel: zorgen dat de maatschappij eigenaar wordt van de normen en waarden zoals die voor LHBT in de wet staan vastgelegd. “De acceptatie moest doordringen in de haarvaten van de samenleving”, vat Van Dalen samen. Dat betekende dat het COC op alle mogelijke maatschappelijke fronten aandacht ging vragen voor totale acceptatie van andersgeaarden: op de werkvloer, het sportveld, op scholen, in verzorgingstehuizen, kerken, moskeeën.

Expreszo, dat tot nu toe slechts een tijdschrift was, werd omgevormd tot jongerenorganisatie onder de koepel van het COC om tienerhomo’s een stem te geven. En Van Dalen trad in overleg met politie en Justitie om te zorgen dat hatecrimes tegen homo’s beter werden geregistreerd en harder zouden worden bestraft. Een ander belangrijk dossier dat in die periode alle aandacht kreeg van het COC was het regelen van het zogenoemde ‘lesbisch meemoederschap’.

COC: Balkenende IV

In de zomer van 2006 trok D66 de stekker uit het tweede kabinet Balkenende. Dit betekende dat er nieuwe verkiezingen kwamen, en daarop volgend onderhandelingen voor een nieuw kabinet. “We moesten opeens in de hoogste versnelling schieten om te zorgen dat we de boot niet zouden missen”, vertelt Van Dalen. “De inzet was de lancering van de derde fase met een aparte paragraaf bevestigd te zien in het regeerakkoord. Er was geen tijd om al onze ideeën rustig te laten rijpen.”

Het eerste doel was het sluiten van een Roze Akkoord, zodat de homo-emancipatie prominent in de verkiezingsprogramma’s van de grote partijen kwam te staan. “Daardoor hadden we iets zwart op wit staan waar we de verschillende spelers op konden afrekenen.” Maar toen na de verkiezingen bij de kabinetsonderhandelingen de ChristenUnie opeens op de voorgrond opdook, zag het COC zijn lobby in het water vallen. “Ik ben toen heel hard in alle media gaan schreeuwen dat we bang waren voor een Siberische winter, en dat de ChristenUnie een wolf in schaapskleren was”, memoreert Van Dalen. Partijleider André Rouvoet begreep het signaal en zocht contact. “Hij begreep heel goed dat homo-emancipatie wel eens de lakmoesproef van dit kabinet kon worden. Als hij ons niet ten dele ons zin zou geven, zouden wij hem vier jaar lang heel hard gaan bevechten.”

De gesprekken hadden resultaat: voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis belandde er een passage in het regeerakkoord over de homo-emancipatie. “Alles wat er in de jaren daarna op dit gebied is bereikt, komt voort uit wat we toen voor elkaar hebben gebokst.” Het homodossier kwam voor het eerst in de portefeuille van een minister te zitten, een bewijs dat het onderwerp meer gewicht had gekregen dan voorheen het geval was. “We hebben er heel hard voor gewerkt om het onderwerp in de agenda van elke minister op te nemen”, legt de oud-voorzitter uit. “Want alle ministeries moesten aanhaken. Dát was de inzet van de derde emancipatiegolf: alle haarvaten van de samenleving bereiken.”

COC: Iran

In de periode dat Van Dalen voorzitter was van het COC waren er twee andere grote onderwerpen waar hij heel veel tijd en energie in stopte. Het eerste was de lobby voor een verblijfsvergunning voor Iraanse homoseksuele asielzoekers. Deze kwestie kwam in een stroomversnelling toen in 2005 een foto met twee opgehangen Iraanse jongens over de hele wereld afschuw wekte.

“Er zat op dat moment een Iraanse homoseksuele asielzoeker in een azc met een doodvonnis op zak”, vertelt Van Dalen. “Zijn vriend was al geëxecuteerd in Teheran. Maar het ambtsbericht stelde nog dat de situatie voor homo’s wel mee viel in Iran.” Dankzij heel snel schakelen met toenmalig minister Rita Verdonk van vreemdelingenzaken mocht de man toch in Nederland blijven. “Ik mocht hem opbellen om het goede nieuws te melden dat hij een verblijfsstatus had gekregen. Oftewel: dat hij niet vermoord zou worden. Dat was een heel kostbaar moment in die turbulente periode.”

COC: De jongerenboot

Een andere zaak die een tsunami aan media-aandacht genereerde was de zogenoemde zestien-min-boot die in 2007 voor het eerst meevaarde tijdens de Amsterdam Gay Pride. Het initiatief ontstond toen de 13-jarige Danny Hoekzema uit Grootebroek een boze mail naar het COC stuurde dat hij geen reactie had gehad op een vraag om advies hoe hij op school met pesters om moest gaan. Van Dalen trok zich de mail aan en zocht hem op: tijdens het gesprek liet Danny weten dat hij ook graag mee wilde doen aan de Gay Pride. “Toen ontstond het plan voor de zestien-min-boot”, vertelt de oud-voorzitter. “En hij had gelijk: jongens van die leeftijd konden nog nergens terecht.”

Danny kreeg een kamer in het COC-pand en mocht zijn plan zelf vorm gaan geven. Hij zocht leeftijdsgenoten en bouwde een website. “Ik heb nog nooit zo’n zelfverzekerd joch van 13 meegemaakt”, blikt Van Dalen terug. Het initiatief leverde meer publiciteit op dan iemand bij het COC had vermoed. “We hebben met de boot kranten in de VS en Japan gehaald”, grinnikt hij. Er was ook negatieve aandacht overigens. “In de Raad van Europa vielen de Italianen ons aan op de moraliteit van Nederland.”

Burgemeester Job Cohen bleef in die turbulente periode vierkant achter het plan staan. En het initiatief oogstte resultaat: uit het idee van Danny Hoekzema ontstonden uiteindelijk de ontmoetingsgroepen van Jong & Out. “Het is heel fijn dat die tieners nu gemakkelijker leeftijdsgenoten kunnen vinden om hun gedachten mee te delen”, legt Van Dalen uit. In 2010 presenteerde het SCP een rapport waaruit bleek dat de gemiddelde coming-out-leeftijd in Nederland met anderhalf jaar was gedaald. De zestien-min-boot werd in de presentatie expliciet genoemd als mede-oorzaak van deze positieve trend.

COC: Afscheid

De ‘derde golf’ kende in maart 2008 drie hoogtepunten op één dag. In de Tweede Kamer werd het homo-emancipatiebeleid aangenomen, oftewel het actieplan áchter het regeerakkoord. Prinses Máxima woonde op datzelfde moment als eerste lid van het Koninklijk Huis ooit een bijeenkomst over homoseksualiteit in de samenleving bij. Én tientallen gemeenten tekenden een koploperovereenkomst, waarin zij beloofden zich in te gaan zetten voor de homo-emancipatie in hun stad.

Op dat moment was voor Van Dalen duidelijk: “deze trein rijdt nu wel. Er was door alle ontwikkelingen zo’n enorme energiestoot vrijgekomen binnen de community. Het kwam nu aan op continueren en bestendigen – daar ben ik nooit zo goed in.” Zijn eigen kaars was na drie roerige jaren ook een beetje opgebrand. “Ik had met mijn aanpak roofbouw gepleegd: niet alleen op mijzelf, maar ook op de hele organisatie.” De financiële crisis waar het COC voor de komst van Van Dalen in verkeerde, was nog niet opgelost. Bovendien had de voorzitter zich nooit goed gerealiseerd op hoeveel weerstand zijn guerrilla-visie bij sommige gevestigde partijen zou stuiten, zoals de lidverenigingen in het land of andere belangenorganisaties. “Ik moest continue strijd leveren om mijn plannen op de rails te krijgen.” Ook zijn vele media-optredens wekte bij sommige collega’s irritatie.

Van Dalen trad in juni 2008 af als voorzitter ven het COC. Achteraf heeft hij zich een beetje op die weerstand verkeken, bekent hij. “Ik dacht: ik heb een goed verhaal, dus iedereen gaat wel mee. Maar het maakt een groot verschil of je aan het lobbyen bent in de Tweede Kamer of dat je iets gedaan probeert te krijgen in de haarvaten van de samenleving.”

ProGay

Na zijn afscheid bij het COC kon Van Dalen zich gaan richten op het voorzitterschap van Pro Gay, de organisator van de Amsterdamse Gay Pride. De vergunning hiervoor lag tot 2006 bij Gay Business Amsterdam. Maar door een dispuut met de gemeente kwamen die rechten bij de marge-stichting Pro Gay te liggen, die in principe alleen maar één feest op het Rembrandtplein wilde organiseren.

De gemeente Amsterdam greep deze wisseling van de wacht aan om met een aantal belangrijke spelers uit de gay community na te denken over een goede nieuwe visie op de Amsterdam Gay Pride. Zeker, het was elk jaar een leuk feestje voor de homo-gemeenschap. Maar de maatschappelijke relevantie ontbrak, oordeelde de gemeente. Toen Van Dalen, die als voorzitter van het COC aan de sessies deelnam, voorstelde het evenement meer inhoudelijke invulling te gaan geven, werd hem direct het voorzitterschap van organisator Pro Gay aangeboden.

“We hadden niets”, herinnert hij zich. “Geen kantoor, geen medewerkers, geen budget en geen beleid. Drie jaar lang moesten we onszelf maar uitvinden en bewijzen.” Onder zijn leiding professionaliseerde Pro Gay zichzelf. Het lange weekend werd uitgebreid naar tien dagen, de budgetten groeiden flink en het aantal bezoekers verdubbelde naar bijna een half miljoen. Hele cruiseschepen vol homo’s werden naar Amsterdam gelokt en de AVRO stemde in met het uitzenden van de botenparade.

Maar bovenal kreeg de Gay Pride een veel bredere invulling mee. De burgemeester van Amsterdam ging meevaren, net als leden van het kabinet. Defensie, politie en politieke organisaties claimden hun eigen boot. Culturele instellingen en minderheden haakten aan: er meldden zich vaartuigen voor de Afrikaanse gemeenschap, moslims en joden aan. “Dat ging allemaal niet vanzelf”, nuanceert Van Dalen direct. “We moesten er echt naar zoeken. Elk jaar hadden we wel een aantal prachtige primeurs, die de media gretig oppikten.” Het Amerikaanse blad NewsWeek doopte de Amsterdam Gay Pride tot ‘hottest party on the planet’.

Toen Van Dalen echter in 2009 in de Amsterdamse gemeenteraad werd gekozen, dreigde belangenverstrengeling. “Met pijn in zijn hart” trad hij na de Gay Pride van 2010, die hij na overleg met de gemeente nog mocht organiseren, af als voorzitter van Pro Gay.